Dat ik vannacht droomde dat ik op een soort kamp was en een heel goed idee voor een toneelstuk had. Dat ik daarom iedereen ging casten, maar het was nogal lastig om de groep bij elkaar te krijgen. Een paar mensen hadden al een scène gedaan, en één iemand was hilarisch, die moest er sowieso in. Aan sommige mensen moest ik helaas ook nee verkopen, en nog helazer was het feit dat een daarvan een donker meisje was en hoe moest het dan met de diversiteit?
Dat Peter Lusse ook meedeed, maar ik bang was dat hij de boel zou overschaduwen met zijn bekendheid. Dat ik toen ineens een briljante ingeving had: misschien zou hij het wel willen regisseren. Hij wilde niets liever. Mary-Lou van Stenis was er ook, zijn tegenspeelster uit Vrienden voor het Leven. Zij kon gewoon in het stuk, mensen herkenden haar toch niet meer. Ze heette tegenwoordig ook gewoon Mary.
Dat het wel drukke boel was op dat kamp, en ik kon niet op elk moment van mensen een casting eisen want het moest wel leuk blijven. Dat ik dat wel lastig vond, want ik wilde ook een goed product neerzetten. Dat ik daarom extra blij was dat ik de regie-verantwoordelijkheid op Peter af kon schuiven.
Dat Mary wel vond dat we er ook buiten het kamp mee moesten gaan optreden, en ik dat eerst afhield vanwege die verantwoordelijkheid. Maar uiteindelijk zag ik wel in dat het die potentie inderdaad had. Alleen zou ik het werk dan ook aan moeten melden bij de Buma en daar zag ik als een berg tegenop.